Je hebt vast wel eens van de Olympische Spelen gehoord. Dat is de naam van een grote sportgebeurtenis, die een paar weken duurt. Sporters uit heel veel landen doen eraan mee. Maar wie er mee wil doen, moet eerst wedstrijden uit zijn eigen land winnen. Want alleen de besten van de wereld mogen naar de Olympische Spelen.
De Spelen worden om de vier jaar gehouden. De televisie en de kranten besteden er veel aandacht aan. De Olympische Spelen zijn elke keer in een andere stad. In Nederland zijn ze ook een keer gehouden. In Amsterdam. Maar dat is al lang geleden: in 1928.
Veel landen willen dat de wedstrijden in een van hun grote steden worden gehouden. Dan krijgen die stad en het land veel bekendheid. Maar niet elk land kan de Spelen betalen. Want bij elke stad moeten stadions gebouwd worden. En grote wedstrijdbaden. En ook een Olympisch Dorp. Dat is een kleine stad die speciaal voor de Spelen gebouwd wordt. Want de duizenden sporters die komen, moeten toch ergens wonen.
Pierre de Coubertin (spreek uit: Koebertin) vond sportiviteit belangrijker dan winnen. Niet het winnen was belangrijk, maar het meedoen. Dat noemen we de Olympische gedachte. Met de Spelen kunnen drie medailles gewonnen worden: een bronzen, zilveren of gouden medaille.
Als de Spelen beginnen, wappert de Olympische vlag in het stadion. Op die vlag staan vijf ringen. Elke ring heeft een ander kleur. Die kleuren zijn niet zomaar gekozen. Elk land van de wereld heeft minstens een van die kleuren in zijn vlag. Op de vlag zitten de ringen door elkaar heen. Dat is expres gedaan. Zo worden alle landen door de ringen met elkaar verbonden. Want als je samen sport, kun je vrienden worden.
10618