Elk kind en ieder groot mens kan hoofdluis krijgen.
Hoofdluizen houden van warme hoofden met haar.
Van ongewassen haren, maar ook van schone.
Al was je elke dag je haar,
dan nog kun je hoofdluis krijgen.
Luizen zijn overlopers.
Ze lopen gemakkelijk van het
ene hoofd naar het andere.
Dat kan bijvoorbeeld gebeuren
bij een spelletje.
Luizen lopen ook over
via jassen aan de kapstok.
Van de ene kraag naar de andere.
Als je luizen hebt,
is dat vervelend.
Maar je hoeft je er niet
voor te schamen.
Hoofdluizen zijn piepkleine insecten.
Je kunt ze bijna niet zien.
Ze zijn net zo groot als
de kop van een lucifer.
Maar onder een loep
zien ze eruit als monsters.
Een hoofdluis heeft zes poten.
Aan de poten zitten haakjes.
Met die haakjes houden hoofdluizen
zich vast aan de haren op je hoofd.
Hoofdluizen hebben geen vleugels.
Hoofdluizen kunnen ook niet springen.
Ze kunnen alleen kruipen.
Ze passen zich aan aan de kleur van het haar.
In donkere haren zitten bruinige hoofdluizen.
In blonde haren is hun kleur grijsgeel.
Hoofdluizen worden ook wel pietjes genoemd.
Hoofdluizen eten mensenbloed.
Ze prikken heel kleine gaatjes
in het vel van je hoofd.
Daar voel je niets van.
In die gaatjes doen de luizen een soort spuug.
Door die spuug
stolt je bloed niet.
Het wordt niet hard.
En zo kunnen die luizen door het gaatje
lekker je bloed opzuigen.
Het enige wat je voelt is kriebel.
Soms heel veel kriebel.
Een hoofdluis leeft een maand.
In die maand legt een luizenvrouwtje
meer dan honderd eitjes.
Die eitjes heten neten.
Ze zijn wit-geel en heel klein.
Ze zitten vastgeplakt aan je haar.
Na een week kruipt uit zo’n neet
een nieuwe luis.
Als dat een vrouwtje is, legt ze
weer meer dan honderd nieuwe eitjes.
En zo krijg je dus een hoofd vol luizen.
Tenminste, als je niets doet..............
5129