RALFI is een leesprogramma voor kinderen die het technisch lezen beheersen, maar langdurig te traag lezen (minder dan twee AVI-niveaus groei per jaar). Het programma richt zich op vloeiend lezen met teksten die passen bij de leeftijd van de leerling.
Ralfilezen.nl is sinds 2008 een particulier initiatief dat gebruikers van de methode ondersteunt met gratis, bruikbare teksten. RALFI-teksten zijn vooral informatief en bevatten gemiddeld zo’n 300 woorden.
De teksten op deze site zijn niet gerangschikt op AVI, maar op onderwerp. Zo zoeken leerkrachten op interesse, niet op niveau. Omdat RALFI-lezers vaak tot drie niveaus boven hun AVI kunnen lezen, bieden we inmiddels meer dan 300 geschikte teksten aan.
Ons doel is een blijvende databank te zijn met motiverende en betekenisvolle teksten voor kinderen van 8 tot 13 jaar. Meehelpen kan: teksten van 100–300 woorden zijn welkom. Met een account kun je ze direct online plaatsen.
RALFI is bedoeld voor kinderen die de spellende leeshandeling grotendeels beheersen, maar blijvend te traag lezen. Vaak staan hun AVI-vorderingen vrijwel stil (minder dan twee niveaus groei per jaar).
Tijdens RALFI lezen werkt een klein groepje leerlingen 4–5 keer per week met de leerkracht aan relatief moeilijke, maar interessante teksten. Deze teksten sluiten aan bij hun belevingswereld en mogen tot drie niveaus boven het beheersniveau liggen.
RALFI is passend wanneer:Niet elke tekst is geschikt als RALFI-tekst. Omdat dezelfde tekst vijf keer per week wordt gelezen, moet deze aan specifieke eisen voldoen.
R= Repeated: Herhaald lezen met tussenpozen:
A= Assisted: Ondersteund door voorlezen-voorzeggen en bijwijzen
L= Level: Inzetten op een hoog niveau.(leeftijdsadequaat)
F= Feedback: Directe neutrale feedback bij fouten, maar ook toegespitste positieve feedback
I= Interactie: Enthousiaste interactie over de inhoud
Het is belangrijk dat de kinderen de tekst goed begrijpen. Dit kan alleen als de moeilijke woorden worden besproken. Dit kun je doen aan de hand van de CUVAR methode.
CU= context + uitleg: Aan de hand van het verhaal wordt de betekenis van het woord uitgelegd.
V = variatie: De leerkracht zegt het woord binnen verschillende contexten.
A = aanvulzin: De leerkracht zegt een aanvulzin met het te leren woord.
R = Registratie: De leerkracht – leerling schrijft het woord op. Iedere keer wanneer de leerling het woord zelf actief gebruikt in een eigen zin komt er een streepje achter het woord te staan.
Voorlezen: De eerste vijf keer dat een tekst gelezen wordt, leest de leerkracht(ouder) de tekst eerst vloeiend voor in een normaal leestempo. De kinderen lezen mee, terwijl ze bijwijzen. De zesde keer wordt de tekst niet voorgelezen maar lezen de kinderen de tekst zelf voor.
Koorlezen: Na het voorlezen vindt koorlezen plaats. Alle kinderen lezen tegelijkertijd en hardop de tekst voor. (thuis leest het kind samen met de ouder de tekst hardop voor)
Duolezen of individueel lezen: Vervolgens wordt gebruik gemaakt van duolezen of individueel lezen. Bij het duolezen leest het ene kind de tekst, terwijl het andere kind meeleest en helpt waar nodig is. Hierna wisselt dit. Bij individueel lezen, leest het kind de tekst hardop , terwijl de leerkracht meeleest en helpt waar nodig is.
Elke dag moeten de kinderen minstens 30 minuten lezen. Bij zwakke lezers komt hier nog een keer 15 minuten bovenop. Kinderen moeten dus leeskilometers maken. Door meer te lezen zal het leesniveau stijgen. Bekijk de 5 sessies.
Les 1 (45 minuten)De leerkracht of leesspecialist leest een tekst interactief voor, waarbij gebruik wordt gemaakt van open vragen. De leerlingen wijzen bij. De moeilijke of onbekende woorden uit de vorige sessies kunnen terugkomen.
De leerkracht of leesspecialist leest een tekst interactief voor, waarbij gebruik wordt gemaakt van open vragen. De leerlingen wijzen de tekst bij.
De leerkracht of de leesspecialist leest een tekst interactief voor waarbij gebruik wordt gemaakt van open vragen. De leerlingen wijzen de tekst bij. De moeilijke of onbekende woorden uit de vorige sessies kunnen terugkomen.
De leerkracht of leesspecialist leest een tekst interactief voor waarbij gebruik wordt gemaakt van open vragen. De leerlingen wijzen de tekst bij. De moeilijke of onbekende woorden uit de vorige sessies kunnen terugkomen. De leerlingen lezen de tekst in duo's om en om, waarbij de leerkracht of leesspecialist rondloopt en observeert.
Les 5Er wordt door alle leerlingen 'vrij gelezen' waarbij de leerkracht of leesspecialist de leerlingen individueel de tekst laat lezen en waar nodig besluit tot aanpassing.