De Elfstedentocht is de beroemdste schaatstocht van ons land. De deelnemers schaatsen langs elf steden in de provincie Friesland. Een tocht van 200 km. Start en finish vinden plaats in de hoofdstad Leeuwarden. In 1909 werd de tocht voor het eerst gereden. In de jaren daarna was er gemiddeld om de vijf of zes jaar een Elfstedentocht.
Eerst moet het ijs minstens 15 centimeter dik zijn. Pas dan is het veilig voor de duizenden deelnemers. Soms komt de brandweer eraan te pas om de natuur een handje te helpen. Die repareert slechte plekken in het ijs door er dikke ijsblokken voor in de plaats te leggen.
Toch blijven er altijd plekken waar niet geschaatst kan worden. Bij enkele bruggen in Harlingen bijvoorbeeld moeten de schaatsers van het ijs. Op hun schaatsen lopen ze over een strook vloerbedekking. Klunen heet dat.
De Elfstedentocht bestaat uit twee onderdelen: de wedstrijd en de toertocht. ’s Morgens om half 6 vertrekken 250 wedstrijdrijders. In het donker rijden ze eerst naar Sneek. Wedstrijdrijders zijn eersteklas schaatsers. Ze schaatsen veel marathons van wel honderd kilometer. Maar ook voor hen is het een zware klus van zeven uur of meer. Vooral als het sneeuwt en hard vriest, is het een barre tocht,
Bij de toertocht vertrekken de schaatsers in groepen van 2 duizend personen. Er kunnen maximaal 16 duizend deelnemers meedoen. Veel toerrijders doen er meer dan 12 uur over voordat ze terug zijn in Leeuwarden. Wie ’s nachts om 12 uur nog niet over de finish is, wordt van het ijs gehaald.
Elke deelnemer heeft een stempelkaart. Langs de route staan posten waar die kaart moet worden afgestempeld. Wie alle stempels heeft, krijgt een zilveren Elfstedenkruisje. Je moet dan wel op tijd zijn en geen minuut te laat de finish bereiken. Want de jury is streng.
5656