De grond is heel stevig. De huizen staan erop. Bomen houden zich er met hun wortels aan vast. Iedereen weet dat net zo zeker als dat water nat is en vuur heet. Daar hoef je niet over na te denken. Misschien kun je je daarom voorstellen dat iedereen vreselijk schrikt als die grond ineens gaat bewegen. Alles om je heen blijkt plotseling nergens meer aan vast te zitten. Zoiets gebeurt bij een aardbeving.
Soms is een aardbeving niet zo erg. De grond beweegt dan dus niet zo hard. Je schrikt wel, maar verder gebeurt er niet zo veel. De kopjes vallen misschien uit de kast, of de vaas met bloemen valt stuk. Maar bij een zware aardbeving is dat heel anders. Mensen die zoiets hebben meegemaakt, vertellen dat de kasten in de kamer omvielen. En dat de hele vloer op en neer zwiepte. Het schudden was zo erg, dat ze uit hun bed werden geworpen. Op straat werden stoeptegels meters de lucht in geslingerd. Er kwamen grote scheuren in de grond.
Soms is een aardbeving zelfs zo erg, dat niemand het kan navertellen. Dan vallen de muren tussen de verdiepingen uit elkaar. Plafonds vallen op vloeren, vloeren weer op vloeren daaronder. Hele flatgebouwen storten in. Huizen die nog wel een beetje heel blijven, schuiven soms wel tien meter op. Als mensen geluk hebben, kunnen ze nog net op tijd uit het raam springen. Maar wie te laat is, krijgt al die stenen en al dat beton over zich heen. Gelukkig is het vaak niet zo erg. Zeker niet hier in Nederland.
16810