In de Noordzee komen verschillende soorten inktvissen voor. Eén daarvan is de zeekat.
Alle inktvissen zijn weekdieren. Dit betekent dat ze geen botten hebben. De zeekat heeft een rugschild. Dat is een soort schelp.
Je ziet ze wel eens op het strand liggen.
Het diertje heeft 8 gewone armen en twee vangarmen. Iedere gewone arm heeft 4 rijen zuignappen.
Om te zwemmen gebruiken ze de golvende vinnen aan de zijkant.
Inktvissen eten vooral kreeftachtigen, vissen, garnalen en slakken. Tijdens het zoeken naar eten zwemt de zeekat over de bodem. Met waterstraaltjes schrikt hij prooidiertjes op. Daarna vangt hij ze met zijn twee vangarmen.
Zelf wordt de zeekat gegeten door roofvissen, dolfijnen, haaien, roggen, zeehonden, duikende zeevogels en mensen.
Een inktvis heeft 3 manieren om zich te verdedigen:
• Ten eerste kunnen zij pijlsnel wegschieten door hun 'straalmotor' aan te zetten. Via een opening aan de zijkant zuigt de inktvis water naar binnen. Door zijn lichaam samen te knijpen spuit het water er uit. Hierdoor schiet de inktvis snel achteruit.
• Ten tweede kunnen zij een wolk kleurstof uitstoten. Hierdoor kan de aanvaller de inktvis niet meer zien of ruiken.
• Ten derde maken ze gebruik van camouflage: ze nemen de kleur van de omgeving aan.
In april en mei doen de zeekatten een paringsdans, waarbij het mannetje snel van kleur verandert. De eitjes komen na 4 tot 8 weken uit. De pasgeboren zeekatjes zien er net zo uit als de volwassenen en kunnen drie jaar oud worden.
3745