Panda

Een normale panda is sterk en groot. Het dier is net zo groot als een mens.

De reuzenpanda heeft een zwart-witte vacht die wollig en dik is.

De staart van de panda zie je niet. Die zit in de vacht verstopt.

Er bestaat ook een kleine panda. Hij is familie van de reuzenpanda.

Hij ziet er niet hetzelfde uit. Zijn vacht is rood-bruin en hij heeft een spitse snuit en een lange, dikke staart. 

 

De reuzenpanda heeft een dikke vacht om hoog in de koude bergen warm te blijven. Zelfs onder zijn voetzolen groeien haren. Meestal zwerft hij helemaal alleen door het bos. Met urine en uitwerpselen geeft hij aan waar de grenzen zijn. Hij is een nachtdier. De meeste beren zijn alleseters; ze eten ook vlees. Maar de panda houdt het bij plantenkost. 's Nachts trekt hij er op uit, op zoek naar bamboestruiken. Want bamboe is zijn lievelingskost. Overdag rust hij op een matras van bladeren in rotsen of in bomen. Een panda kan goed klimmen. Veel vijanden heeft hij niet in die woeste en verlaten omgeving. Maar als hij toch wordt bedreigd, verdedigt hij zich met de sterke kaken en klauwen.

 

 

6288